jodyopreis.reismee.nl

Edgie-wedgie

De hele avond en begin van de nacht had het geregend. Vandaag vriest het dat het kraakt. De pistes zijn een grote ijsplaat. Het waait hard en het is koud. Mijn zes bikkels houden zich groot, waarvoor ik ze enorm bewonder. Zelf zou ik liever languit op de piste liggen krijsen tot iemand me ophaalt.

In de middag komt er een Amerikaans kindje in mijn Duitssprekende groep. Hij had gisteren voor het eerst leren skiënen mocht nu met mijn wat gevorderde groepje mee. Lekker bochtjes draaien op de kinderpiste, dat moet makkelijk lukken. Hij had zijn edgie wedgie, een hulptouwtje om de skipunten bij elkaar te houden, nog om. Luisteren deed het Amerikaanse ventje niet, want hij skiet toch al zo goed! Continue doet hij het tegenovergestelde van wat ik bedoel en sjeest hij me hard voorbij wanneer ik hem in de ijswind toegil dat hij áchter me moet blijven skiën.

Vlak voor de sleeplift maakt de piste een bocht naar links. De bocht waar ik dat jochie altijd een beetje doorheen moet loodsen, want een been belasten om een lange bocht te maken, dat lukt hem eigenlijk nog niet. Halvewege de bocht draai ik me om en zie hem met edgie-wedgie en al opeens een pirouetje draaien - in mijn hoofd scheld ik, hoe krijgt hij het toch voor elkaar- en zie hem achteruit richting het net schuiven. De andere kindjes sjezen vrolijk voorbij. Tevergeefs gil ik nog iets over hoe zijn ski's om te gooien, maar het jochie met zijn spierloze beentjes roetsjt als een hulpeloos schaap steeds harder achteruit, niemand in de buurt om hem tegen te houden. De sneeuw is allemaal weg en de piste zelf is een hoge ijsplaat van bijna een meter. Met horror zie ik hem over het randje schuiven en als een plumpudding achterover tuimelen. Het tuimelen lijkt een eeuwigheid te duren en net wanneer ik denk dat het niet erger kan, glijdt hij onder het net. Gott sei dank blijft hij halvewege steken. Ik haal diep adem en gebied de kinderen bij de lift te wachten terwijl ik snel uit mijn ski's schiet. Een aanskiënde skileraar weet sneller bij mijn schaap te arriveren, trekt hem aan zijn armen omhoog en zet hem nét voor het hoogste punt op de rand van de piste. Ik dank hem hartelijk voor hij weer wegskiet en realiseer me dat mijn stoere Amerikaan nog helemaal niet op de piste, maar er net naast staat. Het jochie kan helemaal geen stap omhoog zetten zonder weer in dezelfde vaart naar beneden te tuimelen. Ik zucht nog even diep en zet mijn skischoenen in het ijs. Na vier pogingen weet ik het ventje weer terug op de piste te krijgen. Terwijl ik hem gebied te blijven staan waar hij staat, zie ik zijn ski's alweer schuiven en besef ik dat ik me er maar beter aan kan overgeven. Ik laat hem op hoop van zege naar de andere kinderen bij de lift glijden en loop naar mijn ski's toe.

Lichtelijk geïriteerd trap ik mijn rechter voet in mijn ski. Terwijl ik op de ski sta begint hij te glijden. Ik leun op mijn linkervoet en terwijl de rechter ski wegglijd verlies ik de grip op mijn linker voet die de andere richting op begint te schuiven. Dat verdomde ijs toch ook. Ik kijk om me heen en zie dat niemand op de piste is. De kinderen zijn al om de hoek. Mijn benen glijden steeds verder uit elkaar. Het hele tafereel zou hilarisch zijn als ik me niet zo had opgewonden over dat jochie. Ik verlies controle en laat me vallen. Ik tuimel achterover en glijd over de ijzige rand van de piste naar beneden. Vlak voor het net waar mijn jochie in verstrikt was geraakt kom ik tot stilstant. Ik kijk nog eens om me heen. Niemand heeft mij in mijn skileraaruniform zien glijden. Ik klauter al wegglijdend op het ijs op handen en voeten omhoog, pak woedend mijn ski's op en smijt ze even verder op een vlak stuk weer op de grond. Snel trap ik mijn ski's aan en ski naar mijn kinderen die braaf staan te wachten. Met een grote lach en een handje gummibären voor de kinderen, probeer ik de stemming weer op te voeren, blij dat niemand mijn bambi-actie heeft gezien.

Een uur later zet ik mijn groepje met een vrolijke afsluityell weer af op de sammelplatz. Wanneer de lieve moeder van mijn Amerikaanse jochie me duizend maal bedankt en me "werkelijk een engel" vindt, jok ik dat hij het fantastisch heeft gedaan. Morgen, wanneer er verse sneeuw ligt, heeft hij waarschijnlijk gewoon weer grip en gaat alles goed. Ik zwaai het laatste kind uit en slaak een zucht van verlichting. Deze vreselijke dag is voorbij!

Net wanneer ik weg wil lopen slaat mijn baas een arm om mijn schouder en kijkt me met een fonkeling in zijn semi-serieuze ogen aan: "Jody, ich bekomme ein Bier von dir. Ich hab' alles gesehen".

Pflugsteuern

“Bij Pflugsteuern is ademhaling heel belangrijk”. Flo, de Ausbilder van mijn groep, vertrekt geen spier en vertelt tegen de wind in nog iets onverstaanbaars over de ademhaling bij de Pflugsteuern – een skitechniek waarbij beginnende skiërs van ploeg naar parallel leren skiën. Het is zondag, de laatste trainingsdag voor de praktijkexamens en de vrolijke sfeer waar we ons al acht dagen in hebben bevonden is van de ene op de andere dag omgeslagen. De immer zo joviale Flo is vandaag serieus streng, er moet morgen worden gepresteerd en nog niet iedereen skiet zoals hij graag zou willen zien. Zo gaat dat op de dag voor examens.

“Doe mij allemaal na. Jody, hinten mir!”. Hij drukt beide wijsvingers tegen zijn neusgaten. Het ziet er bespottelijk uit, maar zonder na te denken zet ik mijn handschoenen tegen mijn neus aan en rutsj ik achter hem aan. Met mijn mond open haal ik adem. Ik voel me ontzettend voor aap en heb moeite een slappe lach te onderdrukken. Wat een idioterie. Na alle uitbundige kinderspelletjes, van galopperen als een paard tot vrolijke yells over indianen met bijbehorende geluiden en handgebaren, is dit wel het meest komische wat we hebben gedaan. Hoe valt er met je neus dicht beter te skiën? Wanneer ik omkijk zie ik dat iedereen uit mijn groep ingespannen met de vingers in de neus in een slinger achter elkaar aanskiet. Niemand lijkt de grap ervan in te zien. Lösen, auswinkeln, zeit lassen, belasten, beidrehen. Het rijtje handelingen van de Pflugsteuern gaat na deze negen dagen nooit meer uit ons hoofd, zelfs niet met vingers in de neus. Pas wanneer we langs Ausbilder Anna skiën en ze bij ons aanzien abrupt in een lachstuip schiet, besef ik me dat het ook werkelijk een grap is. Triomfantelijk keert Flo zich in een soepele beweging naar ons om en schatert het uit. Enkele jongens verwisselen snel hun wijsvingers voor middelvingers, maar de stemming is weer helemaal terug.

Het is nu donderdag en nu ik dit type word ik weer helemaal blij. De tiendaagse Anwärter opleiding van de SBSSV was zo ontzettend leuk! Onder leiding van de olijkste Oostenrijkse bergdwerg Flo, zat ik met zeven Nederlanders, twee Duitsers, een Oostenrijkse en een Deen, in ongetwijfeld de leukste groep van de week. Al vanaf dag een was het grote pret en wist ik dat ik de tijd van mijn leven zou gaan hebben.

Tijdens de opleiding werden we voorbereid op het lesgeven aan beginners en licht gevorderden. Veelal kinderspelletjes en ploeg (pizzapunt) skiën, maar ook het onderdeel kurze Radien kreeg in de trainingen veel aandacht. In korte bochten achter mijn Ausbilder aanscheuren (ik mocht meestal als eerst) vond ik ontzettend tof. De dagen waren lang en intensief. Om zeven ging de wekker, van negen tot half drie bevonden we ons op de piste, er was een uurtje tijd om met zijn allen te douchen voor we om half vijf nog een kleine twee uur in de theorieles zaten. ’s Avonds was het na het eten de bedoeling dat men theorie leerde, maar de meesten trokken massaal naar het centrum van Kaprun om tot in de vroege uurtjes te hossen in de apres skibar. Opvallend genoeg waren dat wel weer altijd alleen Nederlanders. Mijn kamer deelde ik met drie Nederlandse meisjes, ook wel bekend als de “bende van ellende 102”, waarmee het vanaf de eerste minuut dikke mik was.

In een simpel blogje is het wat moeilijk te illustreren hoe de sfeer in zo’n week eruit ziet. Lachen om foute grappen, komische valpartijen, biertjes drinken, meebrullen met apres skiflaters, het prachtige weer, de sneeuw, bergen, skiën en de ontspannen sfeer… De anti-climax was zeer groot toen maandag, na de examens, zo goed als iedereen direct Kaprun verliet en ik alleen in een pensionnetje achterbleef. Nadat ik woensdag nog met een vriendinnetje uit de bende op de Kitzsteinhorngletsjer heb geskied was het serieus afscheid nemen van deze veel te toffe bijna-twee-weken.

Vandaag mocht ik eindelijk naar mijn skischool in Dienten komen. Nadat ik om tien uur uitgecheckt was, begon het lange wachten op het telefoontje van mijn baas. Na de vijf Intersports in Kaprun te hebben uitgekamd en een wat magere lunch in de normaliter hippe maar nu uitgestorven apres skitent -werkelijk alles is dicht in het laagseizoen- besloot ik mijn baas toch maar zelf te bellen, want wachten tot het donker wordt leek me wat onverstandig. Ik had eens alarmerende verhalen gelezen over steile bergpassen naar het wat hoog gelegen Dienten en als zeer onervaren bergautomobiliste bedacht ik me dat het wel handig zou zijn om deze vuurdoop van ravijnen ontwijken in ieder geval in het daglicht te doen. Helaas dacht de baas daar anders over en was hij pas later op de dag beschikbaar. Bij mijn Oostenrijkse vriendinnetje in Saalfelden heb ik de tijd gedood alvorens ik mijn navigatie instelde en lichtelijk gespannen de weg opging. Het vinden van de skischool bleek echter meer een probleem te zijn dan het overleven van die suffe bergweg. Het gehucht is zo klein dat ik in het donker wel drie keer langs “de straat” ben gereden. Mijn navigatie was helemaal van slag en stuurde me steeds op een donker bergweggetje. Omdat mijn nieuwe Oostenrijkse simkaart op miraculeuze wijze uit het niets nul data en belminuten had begon ik hem wat te knijpen, maar uiteindelijk stond ik vijftien minuten te laat in het donker, ergens op een berg in de middle of nowhere, voor het hutje van de skischool me oververhit te excuseren aan mijn baas.

Morgenmiddag ga ik skiën met een Oostenrijkse collega die me het gebied gaat laten zien en zondag mag ik waarschijnlijk al aan de slag. Door mijn baas –tevens Ausbilder bij de SBSSV- werd ik vandaag al aan iedereen voorgesteld als de Nederlandse die “so gut Skifahren kann und gut Deutsch spricht”. Ik weet niet of ik hierin spot kan bespeuren, mijn baas is wat moeilijk te lezen, maar de druk voel ik inmiddels toch wel wat toenemen. Ik denk weer aan Flo, de groep, het vele lachen en de ademhalingsoefening. Ik mis het zo en ik weet niet hoe goed ik voorbereid ben op zelf skilesgeven, maar ik realiseer me dat met humor en het creëren van de juiste sfeer het allemaal een heel soepel zal gaan. - Als ervaringsdeskundige op gebied van ademhaling nam ik Flo’s “ademhalingsoefening” toch ook maar klakkeloos aan.

Oja, ik ben thuis.

Gezien ik nog weleens de vraag krijg of ik wel terug in Nederland ben, bedacht ik me dat deze zondag een gepast moment zou kunnen zijn om mijn blog alsnog af te sluiten. Ja, ik ben gewoon na die zeven weken terug naar huis gevlogen. Toegegeven, het scheelde niet veel of ik had de dag waarop mijn terugvlucht stond geboekt stoïcijns genegeerd. Ik had nog zoveel andere mooie bestemmingen op mijn verlanglijst staan, het leven thuis was ruim tienduizend kilometer ver weg en ik had nog lang niet genoeg van het avontuur.

Voordat ik in het vliegtuig naar Bangkok stapte vond ik het, ik denk logischerwijs, wel spannend om alleen op pad te gaan naar zo'n exotische bestemming. Zeven weken is niet lang, maar per slot van rekening lang genoeg om in alle eenzaamheid te verpieteren als je je alleen maar in rampscenario's bevindt. Uiteindelijk heb ik daar, op dat ene weekje na, helemaal geen last van gehad en is dit avontuur in mijn eentje misschien wel de beste keuze die ik ooit heb gemaakt. Die paar keer dat ik een maatje aan mijn zijde zou willen hebben gehad, weegt uiteindelijk niet op tegen alle voordelen van alleen reizen. Het geeft ultieme vrijheid, vergroot je comfort zone, je ontmoet continue nieuwe mensen, leert jezelf van andere kanten kennen en bent heel gefocust op de omgeving waarin je je bevindt. Ik genoot intens van de momenten dat ik een paar dagen met iemand of een groepje mee kon hobbelen en ik genoot ook weer van de momenten dat ik alleen in de bus, boot of vliegtuig stapte naar een nieuwe, onbekende bestemming.

Iets waar ik me op verheugde en ook spannend vond is dat je als soloreiziger heel makkelijk benaderbaar bent en ook jezelf wat meer open moet stellen om contact met anderen te leggen. Als een enigszins introvert persoon maakte ik me een beetje zorgen of ik niet raar zou overkomen en de hele wereld zou afstoten om vervolgens zeven weken als kluizenaar rond te trekken. Of nog erger: me op dezelfde plek verborgen te houden. Gelukkig merkte ik dat ik bij lange na niet de enige hierin ben en dat er in elk mens een aangeboren drang is om af en toe samen wat te ondernemen, met of zonder veel lukraak geklets.

Ook de locale bevolking is vaak nieuwsgierig genoeg om te vragen naar wat een vrouw alleen zo ver van huis doet. In het ziekenhuis had ik bijvoorbeeld een heel lieve, jonge verpleegkundige die er van droomt te reizen maar het niet durft, er alles over wilde weten en mij uiteindelijk beloofde op een dag alleen naar een ander deel van Thailand te reizen. Net toen ik uit het ziekenhuis ontslagen was en uitgeput in mijn eentje zat te dineren, me afvragend of ik mijn reis wel moest voortzetten, kwamen twee Thaise jongens polsen of ik zin had om mee te gaan naar de jazzclub op de hoek van de straat. Ze waren helemaal verrast toen ze erachter kwamen een saxofoniste tegen het lijf te zijn gelopen. Of die ene keer dat er een jonge, Laotiaanse monnik lachend vroeg waar ik mee bezig was, toen ik mezelf voor de vierde keer die dag stond in te smeren met antimuggenspul, en zijn antwoord: "Al dat angstige gedoe van jullie toeristen, met pillen en crèmes die niet werken. Hier krijgt iedereen een keer malaria of dengue. Je gaat er niet per definitie aan dood", mij in een klap ontnuchterde. En op de laatste avond in de hoofdstad Vientiene, toen ik eerder die dag even moeite had met contact te maken met bevolking die geen Engels spreekt, er plots een locale docente Engels bij me kwam zitten. Een andere ontmoeting die me nog altijd bijblijft is het meisje uit Nong Khiaw die in de bus naar Luang Prabang naast me zat. Ze ging even naar de orthodontist, vier en een half uur van Nong Khiaw vandaan, om haar beugel te laten verstellen. Ik had in al die armoede daar nog niemand met rechte tanden of een beugel gezien. Ze sprak gebrekkig Engels, maar deed enorm haar best om de taal te leren, want, legde ze uit, zo kon ze beter werk vinden, zelfstandig leven en helpen het land op te bouwen. Minutenlang heeft ze gefascineerd naar een paar foto's uit Nederland op mijn telefoon zitten kijken.

Voor deze ontmoetingen en nieuwe inzichten alleen al is reizen fantastisch. Daarnaast heb ik ook veel leuke en wellicht ook niet allemaal de meest verantwoorde dingen gedaan, waarvan ik nooit had gedacht dat ik dat zou doen. Om het een en ander even op te sommen: op een scooter (had nog nooit scooter gereden) door de bergen scheuren, vooral die keer in een tropische storm zonder poncho; doorgaan met de vervolg duikcursus terwijl mijn eerste duikgroep niet doorging en ik water en vissen in eerste instantie griezelig vond; in mijn eentje een stad ontdekken zonder kaart; biertjes drinken met vreemden en de diepste gesprekken voeren; een halve huwelijksaanzoek van een Ghanese voetballer afslaan; na heel hard gillen toch helemaal zelf die enge bloedzuiger uit mijn enkel trekken; wekenlang zonder mascara over straat en niet raar aangekeken worden (hier verlang ik soms wel weer naar); elke dag in een korte broek lopen (in Nederland moet ik hier niet aan denken); een reizend hippiestel met hun peuterdochter enorm inspirerend vinden; een jungletrek en een duik in het donker maken terwijl ik normaal gesproken lichtelijk panisch ben in het donker; vreemde mensen blindelings vertrouwen (heel prettig, vooral in dat donker); afdingen voor souveniertjes; spelen met bergkinderen; noodlesoep als ontbijt hebben; douchen met regenwater en een kip, en nog altijd terugverlangen naar dat simpele leven.

Ik hoef denk ik niet uit te leggen hoe de cultuurshock terug thuis groter kan zijn. De eerste week vond ik erg moeilijk. Hoe fijn die stortdouche en mijn eigen bed bij mijn ouders ook was, ik geneerde me voor de luxe waarin ik me bevind. De eerste nachten werd ik regelmatig flink verwilderd en gedesoriënteerd wakker. Ik kon me een minuut lang afvragen waar ik wakker was geworden. Een kamer met gordijnen voor het raam, een eenpersoonsbed, meubels en tekeningen aan de muur. Het duurde simpelweg even voor ik mijn tienerkamer hierin herkende.

Inmiddels zijn we bijna drie maanden verder en neemt het dagelijks leven me weer volledig in beslag. Ik ben verhuisd naar mijn nieuwe, eigen apartementje en ben bezig met leuke werk gerelateerde projecten. Ik voel geen gene meer voor mijn luxe leven en geniet er meer van dan ik ooit heb gedaan. De eerste weken na thuiskomst was ik er heilig van overtuigd dat ik terug zou gaan naar Laos om vrijwilligerswerk te doen. Dat gevoel is inmiddels ver op de achtergrond verdwenen. Toch, nu ik dit verhaal type, voel ik weer een enorme drang om mijn tas van zolder te pakken en op het eerste vliegtuig te stappen naar een nieuwe bestemming. Het is waar wat men zegt over reizen: you either love it or hate it.

Watch out

Terwijl ik me uitkleed kijk ik bedeesd om me heen. Ik wil niet preuts doen, maar ergens vind ik het toch wel een beetje vreemd dat een van de gevlochten wanden zodanig naar beneden is gezakt dat je van mijlen ver naar binnen kan turen.De deur kan je ook nauwelijks een deur noemen. Met gemak kijk ik over de bij elkaar gevlochten rieten stengels heen en wanneer ik opgelucht denk dat de gemiddelde local die hoogte bij lange na niet bereikt, kijk ik nog eens naar de deur. Die kieren zijn zo groot dat je wel bijzonder slechtziend moet zijn om daar niet moeiteloos doorheen te kunnen kijken. Ik hurk bij de ton dat wordt aangevuld door een stroompje regenwater dat via een pijpje door het dak naar beneden valt en pak een schep water. In een zekere beweging giet ik het over mij heen. De siddering die ik had verwacht blijft echter uit. Na alle koude douches die ik tijdens mijn reis heb gehad, voelt dit water verrassend aangenaam aan. Snel sop ik mij in, maar voor ik mij af kan spoelen hoor ik geritsel bij die scheef hangende wand. Ik blijf gehurkt zitten, kijk nog eens om mij heen en hoop dat de buurman waar ik nog geen kennis mee heb gemaakt, niet toevallig dezelfde gedachte deelt om op dit moment te gaan douchen. Het geritsel klinkt opnieuw. Plots zie ik in mijn ooghoek iets door de ruimte onder de scheefgezakte wand komen. Ik draai me om en kijk recht in twee nieuwsgierige oogjes. Ik had minder onschuldige gluurders kunnen bedenken. De kip, duidelijk niet onder de indruk, draait zich om en loopt weer weg. Snel giet ik nog een paar scheppen water over mijn hoofd en kleed me aan.

Welkom in Laos! Met flink wat vertraging door de dengue avonturen heb ik toch besloten de grens over te gaan. Na twee mooie dagen in het dorpje Nong Khiaw, ben ik met twee meiden en een gids de jungle gaan trotseren. Met tintelende voetjes lig ik nu te schrijven op een bedje van gevlochten bamboe en tuinstoelkussens. In het aardedonker klinken de junglegeluiden als een rustgevend meditatiebandje.Vannacht slaap ik in een homestay hutje van een familie in Ban Phayong, een dorpje van de Hmong hilltribe dat afgezonderd leeft in de bergen. Er wordt hier geen Laotiaans maar Hmong gesproken (dankjewel klinkt als "watch out") en het piepkleine dorpje is alleen te voet te bereiken door de jungle. Een uitdagende klim die de locals behendig in drie uur afleggen. Voor logge westerlingen duurt dat al glibberend en glijdend ruim twee keer zo lang. Terwijl het zweet van ieders hoofd gutst is het opletten geblazen niet uit te glijden of leeg te worden gezogen door bloedzuigers die in de plakkerige blubber gretig liggen te wachten op een paar schaars langslopende toeristenbenen. Het klinkt als de ideale dagbesteding voor malloten. En dit keer ben ik zowaar niet alleen.

Ik had nog vele verhalen willen delen van mijn voorgaande avonturen, want sinds ik me beter voel ben ik weer volop aan het reizen geslagen, maar van vrije tijd is eigenlijk geen sprake meer. Na Chiang Mai ben ik naar Pai gereisd waar ik met twee Nederlanders fantastische scootertochten heb gemaakt door de bergen. We zwommen in watervallen en warmwaterbronnen en hebben de prachtigste natuur bewonderd. Terug in Chiang Mai besloot ik toch naar Laos te gaan en heb ik na wat busritjes en de tweedaagse slowboat over de Mekong rivier, de oversteek gemaakt naar het mooie Luang Prabang. Hier heb ik geen seconde spijt van gehad, want alles is hier nog fijner en mooier dan in Thailand!

Lang maar saai

In de verte klinkt een hysterische vrouwenstem. Normaal gesproken laat ik de straatgeluiden gewoon over me heenkomen wanneer ik probeer te slapen, maar dit keer erger ik mij aan het gegil. Mijn hoofd doet zeer. Het geluidklinkt een beetje als een klaagzang en ik vind het opmerkelijk dat ze zo hard haar gejammer op straat uit, dat is helemaal niks voor een Thaise vrouw. Ik vraag me af wat er aan de hand is. Misschien heeft ze ruzie met haar man of is er iemand ernstig ziek. Ineens klinkt haar stem helemaal niet zo ver weg, maar dicht bij mijn oor. Mijn matras is kogelhard en ik merk dat mijn hoofd niet opeen kussen ligt. Ik begrijp niet wat er gaande is. Er kan helemaal geen vrouw in mijn kamer staan en er klopt iets niet aan de toon waarop ze praat. Ik proef modder in mijn mond en verward open ik mijn ogen.Het duurt even voor ik besef waar ik wakker ben geworden, maar ineens begrijp ik waar het gejammer vandaan komt. Ik lig op straat, voor de balie van mijn guesthouse en in snel tempo keert alles weer terug. Eergisteren was ik in de bergen van Chiang Mai, als enige gast op bezoek bij een Karen hilltribe familie en hun vier olifanten. Eenmaal terug in mijn kamer voelde ik me niet goed en werd ik al snel overmand door eenkoortsachtige slaapwaar ik vierentwintiguur later pas weer serieus uit ontwaakte. Wankelend ben ik deze ochtendhulp gaan zoeken bij de guesthouse eigenaresse en nu lig ik hier zomaar op de grond in haar armen.

Onder begeleiding van de bezorgd kijkende oma des huize, pak ik vlug mijn tas in met toiletspulletjes voordat de taxi mij komt ophalen. Ik probeer te bedenken water aan de hand kan zijnen hoop dat ik alleen maar een vervelende voedselvergiftiging heb opgelopen en straks weer lachend op de stoep sta. Op het moment dat de taxi mij wegrijdt zie ik noghoede eigenaressesnel een hand wierrookstokjes opsteekt bij de balie. Ik voel een knoop in mijn maag en weet instinctief dat ik zometeen in het ziekenhuisniet te horen krijg dat mijn maag een beetje van streek is.

Ondertussen zijn we zes dagen verderen nog steeds lig ikin het ziekenhuis. Ik had er weleens wat over gelezen, maar begreep dat als ik me goed zou insmeren met DEET, het allemaal wel mee zou vallen. Ware het niet dat de muggen hier werkelijk monsterlijke beesten zijn die dikke door lagen DEET en lange broeken heen prikken. Ik had het van te voren kunnen weten, want ook in Nederland wordt mijn bloed door dezebeestjes gewillig afgetapt. Om malaria maakt elke reiziger zich druk, maar ik had van te voren nooit de kansen ingeschat vanhet krijgen van Dengue. Er schijnt hier echter momenteel een flinke epedemie te zijn. Officieel is dit mijn achtste en laatste ziektedag, mits ik geen gemuteerde versie heb. Je gaat er meestal niet aan dood, maar er zijn geen medicijnen tegen Dengue, waardoor je gewoon moet wachten tot je lichaam het virus zelfstandig verslagen heeft.Een week langwerd ik geteisterd door heftige koortsaanvallen, hoofdpijn,verkrampte spieren en gewrichten en nu, in de laatste fase, is mijn lichaam bedekt met eenjeukende, rodeuitslag. Het hielp ook allemaal niet dat het infuus in mijn hand is gaan ontsteken en ik gistermiddag ineens een hand ter grootte van een boxhandschoen had. De dagen hier in het ziekenhuis zijn verder lang maar saai. Om zes uur 's ochtends word ik vrolijk gewekt door een van de jonge zusters dieklaarstaat met een grote naald om bloed af te nemen.Ik weet nog steeds niet waarom het zo vroeg moet, maar een dergelijk ochtendritueel heeft gewoonweg iets sadistisch. Na wat flauwvallen en ander aanstellerig gecrepeerals reactie ophetgeroer in mijn aderword ik regelmatig uit mijn koortsachtige slaapjes gehaald voor zaken als temperatuur- en bloeddrukmeting, eten en het opfrissen van bed en kamer. Het is 's ochtends een komen en gaan van zusters. Vervolgens blijven ze de hele dag weg en komen ze's nachtsals pesterige muggenweer langs met controle's endubieuze vragenover toiletbezoeken.

De ironie is dat ik voorgaande wekengeen momentalleen heb gereisd tot nu, net wanneer gezelschap heel fijn had geweest.De eenzaamheid hakt er namelijk best wel in. Gelukkig is mijn Franse reismaatje van een paar dagen voor de dengue teruggekomen en heeft hij me al een paar keer getrakteerd op Oreokoekjes en gekke verhalen.Al met al voelt deze hele week wel een beetje als een spoedcursus"Herontdek Jezelf", de goedkope versie voor armzalige muzikanten diede financiele middelen gebrekenom een jaar lang op ontdekkingsreis te gaan. Ik hoop alleen wel dat ik morgen mijn oorkonde in ontvangst mag nemen en deze episode mag sluiten.

Thaise stijl

Plotseling draait hij zich om. Zijn blik glijdt vlug over ons vieren en blijftbij mij hangen. Hij stapt naar voren, zijn handen verborgen achter zijn rug. "Which arm?" Niet begrijpend kijk ik hem aan. Doelbewust doet hij nog een stap naar voren. "Which arm?", vraagt hij nogmaals. Zijn ogen staan speels. Ineens begrijp ik het, in zijn hand houdt hij een enge kruiperd verborgen waarmee hij mij de stuipen op het lijf gaat jagen. Hoe hij daar aan komt weet ik ook niet, maar hij moet het beestje ergens hebben opgeraapt toen wij nietsvermoedend het landschap in ons opnamen. Geschokt deins ik achteruit. De man begint te lachen, komt dichterbij en pakt mijn onderarm beet. Nu is er geen ontkomen meer aan. Terwijl hij zijn vuist opent voel ik mijn lichaam aanspannen. "Good luck for you", zegt hij doodleuk. Op zijn handpalm prijkt een gevlochten ringetje. "Which arm?" Beduusd kijk ik hem aan en steek mijn linkerhand uit. Vrolijke rimpels omlijsten zijn zachte ogen. Zijn huid heeft duidelijk vele zonuren doorstaan. Snel draait hij zich om en loopt verder in de veronderstelling dat wij hem wel zullen volgen. Ik kijk om naar de meiden uit mijn groep. "You're a married woman now!", giert er een uit. Ik voel me wat ongemakkelijk en lach gegeneerd mee, terwijl we de pas erin zetten om de gids in te halen.

De kleine man gaat gehuld in een mouwloos shirt en korte broek. Ondanks de gladde en modderige paden draagt hij gewoon slippers aan zijn voeten. Op zijn gespierde arm prijkt een grote bamboetattoo van een draak. Ik draai het ringetje om mijn vinger. Af en toe stopt hij prompt om ons een beest te laten zien die wij nooit zelf zouden hebben gevonden. Hoog in de bomen zijn apen en slangen te vinden, maar wij vergapen ons vooral aan het prachtige uitzicht. Terwijl hij gefocussed om zich kijkt, zie ik dat hij met iets in zijn handen zit te friemelen. Ik voel me opgelucht. Spoedig zal hij een nieuw slachtoffer kiezen! Ineens schiet hij een bosje in, begint wat te rommelen en komt triomfantelijk met een krans van takken en bladeren terug. Ik verheug me op de blik van het meisje die eveneens “good luck” gaat ontvangen en merk aan het gegiechel om mij heen dat de anderen dat ook doen. Hij loopt langs de meiden en nog voor ik kan protesteren zet hij, tot groot genoegen van de rest, het geval op mijn hoofd. "No animal", verzekerde hij me nog met een brede glimlach.

Ik loop met de baadjes zwierend voor mijn ogen achteraan. Vanaf nu ben ik stil. De lucht is warm en vochtig en af en toe moeten we klauteren over glibberige stenen. Het uitzicht over het regenwoud is fantastisch en ik verwonder mij over de lengte en hoeveelheden bamboe dat hier groeit. Als grillige, onafgemaakte standbeelden waar eeuwen niet naar om is gekeken, torenen compleet begroeide bergen in de lucht. Zulke vormen heb ik nog nooit eerder gezien.

Met een Nederlandse en twee Britse meiden heb ik deze jungle trekking geboekt in Khao Sok national park. Een ontzettend leuke toer waarbij we in de avond, middenin de jungle, een barbecue in Thaise stijl doen. Een open vuur waartegen kippenpootjes geklemd tussen een tak en bamboe stengels gevuld met rijst en groenten staan. We worden tijdens het wachten bezocht door een schildpad en zijn verzorgers. Het honderd jaar oude dier is in dit bos bij een aanval van een tijger een deel van zijn voorpoot veloren. Op zijn schild staat in grote, rode letters een gelukswens voor een beter karma gekerft. Om 19.00 uur wordt het aardedonker en komen er heel andere beestjes tot leven. Het geluid dat de insecten 's nachts maken is overweldigend. Gewapend met zaklampen spotten we op de terugweg vele spinnen, insecten, kameleons, een boomkat, een groene slang en tot groot geluk ook twee stekelvarkens.

Ondertussen zijn we alle vier versierd met armbanden en ringen. Maar die krans was blijkbaar maar voor een persoon bedoeld. Bij het afscheid nemen vroeg de gids nog met ernst of ik snel weer terug keer naar Khao Sok. Ik verzekerde hem dat ik ooit weer op bezoek kom. Een belofte waarvan ik nu al weet dat ik hem niet ga waarmaken, maar zijn blije glimlach die erop volgde was de leugen helemaal waard.

Als een vis

We liggen horizontaal met onze buik op de bodem. Armen langs het lichaam, benen iets gespreid en met de tip van de fins (het kost je een biertje als je ze flippers noemt) in het zand. Ik kijk geconcentreerd naar Olli. Terwijl hij zijn lichaam stijf houdt komt hij rustig in een vloeiende beweging omhoog en zakt in hetzelfde tempo langzaam naar achteren. Met hetzelfde gemak komt hij weer omhoog en naar voren. De 180 pivot!

Ik adem rustig en diep in en laat mijn bovenlichaam omhoog komen. Een golf van euforie gaat door mij heen wanneer ik in een keer rechtop sta. Langzaam en gecontroleert blaas ik uit en zak achterover. In mijn ooghoeken zie ik mijn Nieuw Zeelandse buddies met de handen peddelen om omhoog te komen. Nog niemand staat. Ik kijk recht vooruit en zie hoe mijn adem ontsnapt. Grote bellen spatten in duizenden kleine belletjes uiteen die rap hun weg omhoog zoeken. Gefascineerd kijk ik naar het wateroppervlak. Ik weet dat daarboven de golven ruig zijn, er staat een heftige stroming, maar vanonder ziet het er schitterend en sereen uit. Ik vraag mij af hoe diep we ons bevinden. Ik had niet meer op de duikcomputer gekeken voor we aan de oefeningen in het controleren van drijfvermogen begonnen en het water is zo helder dat ik de diepte niet kan inschatten. Een bontgekleurde vis zwemt over mij heen. De afgelopen dagen heb ik zoveel mooie vissen gezien dat zijn prachtige schubben mij niet eens meer verwonderen. Me afvragend hoe ver ik nog naar achteren kan hellen, tikt mijn zuurstoftank de bodem aan. Gelukkig. Ik lig rustig op mijn rug en kijk opzij naar mijn buddies. Eentje staat, de ander bijna en de derde helt nu ook naar achteren. Ik adem diep in en voel me langzaam van de grond afkomen. Halverwege val ik weer naar achteren. Ik probeer het opnieuw. Vlak voor ik rechtop sta zak ik weer achterover.Met een doffe plof valt mijn tank wederom op de bodem. Wanneer ik weer bijna rechtop sta kijk ik Olli aan en gebaar hem, alvorens ik achterover kieper, wat ik moet doen. Geamuseerd laat hij mij als een hulpeloos schaap weer naar achteren gaan. Ik kan niets anders dan het opnieuw proberen.

Mijn buddies zie ik over het moeilijke punt heen gaan door wat mee te peddelen en ik besluit hetzelfde te doen. Wanneer ik eindelijk met mijn gezicht naar de bodem wijs hoor ik drie metaal op metaal tikjes. Ik kijk op naar Olli die gebaart dat het tijd is weer verder te gaan. Net wanneer ik denk dat we nog een kwartiertje kunnen gaan vissen spotten kijk ik teleurgesteld op mijn meter. Nog maar 70 bar! Ik zie dat iedereen rond hetzelfde getal doorseint aan Olli en met pijn in mijn hart voel ik dat we weer naar boven moeten.

Even later slaan de golven wild om mij heen en grijp ik met veel inspanning de ladder van de boot vast. Het kan me niet meer schelen dat ik met bruut geweld tegen de ladder word geslagen terwijl ik al proestend mijn fins onder water probeer uit te trekken. Een paar blauwe plekken is een leuk aandenken aan deze gave duik. Ik hijs me op aan de ladder en terwijl ik uit het water klim voel ik direct het gewicht van de tank op mijn rug drukken. De plotselinge verandering van gewichtloosheid naar de aardse zwaartekracht blijft me nog altijd fascineren. Nog een keer kijk ik achterom naar de golven onderaan het trapje. Ik vraag mij af of duiken in de Vinkeveense plassen vergelijkbaar zou zijn met onze avontuurlijke nachtduik van de avond ervoor, wat net een waanzinnig spannende speurtocht onder water was, waarin we fluoriserend plankton als blauw lichtgevende stofjes hebben laten oplichten. Ik wil niet aan het teleurstellende antwoord denken en zak met een plof op het bankje van de heen en weer deinende boot. Dit keer klinkt er geen vrolijk gejoel van mijn buddies om mij heen wanneer Olli ons feliciteerd met het behalen van het Advanced Adventurer certificaat. Iedereen oogt sip. We hebben namelijk zojuist onze negende en laatste fantastische duik gemaakt op Koh Tao.

Hundèèd

"Kàà wò kàà!" Geschrokken keek ik vanuit de binnenspiegel van de tuktuk in zijn priemende ogen. “Kàà wòò kàà". Hij begon er ook nog wild bij te gebaren. Ik draaide mijn hoofd naar rechts. Katie haar immer zo rustige blik, stond wat ernstig. We kennen elkaar pas twee dagen, maar in zo’n korte periode bouw je al voldoende band op om elkaars subtiele signalen te lezen. Dit kan niet goed zijn. Vijf minuten eerder kropen we in Chinatown al wat wantrouwend bij de chauffeur op de achterbank. Khao San Road was vanaf hier te ver lopen. We hadden al een lange dag achter de rug. De man vroeg een absurd laag bedrag voor het verste ritje dat we in Bangkok zouden gaan maken. Waar we normaal gesproken flink moesten afdingen, vroegen wij ons nu af of hij dit bedrag niet per persoon bedoelde. Maar nee, het bedrag was voor ons samen en ook nog eens zonder tussenstops bij toeristische winkels. Het had even geduurd voor we de man begrepen en gevangen in de situatie, namen we ons afvragend of we hier wel goed aan deden plaats in de tuktuk.

"Kàà wòò kàà! No hundèèd you and you. No stòp. No! No!" De man schreeuwde geagiteerd over het geronk van de tuktuk heen. Angstvallig keken we via de spiegel in zijn donkere ogen, terwijl de man ondanks zijn opwinding soepel het wagentje door de chaotische straten manoeuvreerde. "No hundèèd you, you. Hundèèd. Stop no!" Om zijn woorden extra te benadrukken keek hij nog een tikkeltje bozer. Allerlei scenario’s raceten door mijn hoofd. De man zag onze verwarring en wees snel op een sticker op zijn voorruit. De afbeelding van Buddha was wat aangetast maar herkenbaar. "I Buddha. No hundèd you and you. No stop No. Hundèèd." Hij circuleerde zijn rechter hand door de lucht. Ineens viel bij ons het kwartje. Toen wij de Buddhist bevestigde een eerlijk man te zijn verscheen er iets van een flauw glimlachje om zijn mond. Op Khao San Road bedankten we de man hartelijk en drukten honderd baht in zijn hand, wetend dat we ondanks veel afdingen, de voorgaande ritjes keihard zijn afgezet.

Het is zaterdag, dit is mijn derde dag in Bangkok en een van de vele opmerkelijke ontmoetingen. De stad is alles wat ik verwacht had, een waanzinnig bruisend metropool. Niets lijkt te gek hier en de contrasten zijn enorm. Er is van alles te zien en het aanbod op de straatmarktjes groot. Ladyboys, vervalste documenten, gefrituurde insecten en schorpioenen, compleet gefrituurde eenden, ook lekker eten, sierlijk dansende homo's, lachgas. Je kunt het zo gek niet verzinnen of je vindt het hier.

Eerder vandaag bezochten we de Amulet market, waar monniken door loepjes oude munten bestuderen, en we bezochten Wat Pho met het waanzinnig grote, gouden Buddha beeld. Dat laatste was overigens de heetste onderneming ooit, gezien de Reclining Buddha blijkbaar niet van een verfrissende aircolucht houdt. Met zijn allen gehuld in lange broeken en bedekkende sjaals om de schouders, is er geen ontsnapping mogelijk aan de zinderende hitte in deze benauwde tempel. In de middag namen we afscheid van Nymke die haar reis elders voortzet. Mijn eerste afscheid deze reis en dat voelt nu al onwennig. Katie heb ik in de avond uitgezwaaid. Haar zal ik over een paar dagen weer ontmoeten op Koh Tao waar we beiden een duikcursus hebben geboekt. Nu ben ik alleen en tank ik even bij voordat ik straks weer de straten op ga om eten in te slaan voor de lange rit in de nachtbus naar het paradijselijke eiland.