jodyopreis.reismee.nl

Arschkalt

“Jo freilich”. Ze zingt een beetje op de ei die ze lekker lang uitsmeert. Mijn hoofd racet: van welk woord is dit nou weer een verbastering? Blijkbaar denk ik te lang na en reageer ik te traag naar haar zin. Ze voegt er snel aan toe: “Dat betekent iets als: jazeker, vanzelfsprekend of natuurlijk. Kom maar om 18.00 uur naar het hoofdfiliaal, dan sluit de winkel en heeft Tom alle tijd om met je naar de raceshop te gaan.” Ute is een geduldige receptioniste, die met haar uitleg een hoop verwarring en vervelende stiltes voorkomt, want bellen met Oostenrijkers vind ik altijd nog iets lastigs.

Aan de muren hangen lijsten met gesigneerde startnummer-hesjes en posters van grote, Oostenrijkse skihelden. De ruimte ruikt zo lekker naar de geur van verse wax en slijpsel, dat vanuit de werkruimte achter de winkel de raceshop binnendringt. Het brengt herinneringen omhoog van mijn eerste ervaringen als kind op de ski’s en mijn vader die vroeger nog zelf onze ski’s waxte. De skischoen, zojuist vers uit de oven gehaald, sluit comfortabel en warm om mijn voet. Terwijl Tom rustig mijn schoen dichtklikt, kijkt hij ineens naar me op. “Wat heb je met oud en nieuw gedaan?”. Ik ben blij dat ik uit dromenland word gehaald en er eindelijk een gesprek op gang kan komen. Ik vertel hem vrolijk dat ik bij vrienden heb gegeten en we tegen twaalven het dorp in zijn gegaan waar alle skileraren zich in de stamkroeg hadden verzameld. Zijn blauwe ogen lichtten speels op vanonder zijn zacht naar beneden buigende wenkbrauwen en een schalks glimlachje verschijnt op zijn gezicht. Voordat ik er erg in heb, vraagt hij of ik hier ook een vriend heb. Ik ben totaal verrast door deze vraag. Misschien ben ik naïef dat ik dit van de getrouwde Geschäftsführer, de man die mij vorige winter en deze week al zo vaak heeft geholpen met mijn schoenen en waar ik naast de verplichte beleefdheden, verder helemaal geen gesprekken mee heb gevoerd, niet zag aankomen. Ik moet lachen om de idiote situatie. Eigenlijk zijn alle mannen hier hetzelfde. Het heeft vermoedelijk iets te maken met vers vlees, nieuwe vissen in de zee, of hoe je zoiets ook wil noemen. In dit soort bergdorpjes, waarvan de bewoners niet verder kijkt dan de bergtop rijkt, is alles wat van buiten komt een vreemde binnendringer en stiekem toch ook weer reuze interessant. Van liftbediendes, bakkersmedewerkers tot huismeesters, vroeg of laat vragen ze het allemaal.

“… en?”, hij kijkt me nog steeds plagend aan. Ik besluit te vragen waar zijn interesse vandaan komt. Hij staat op en loopt weg. Terwijl hij naar mijn andere schoen rijkt praat hij over zijn schouder: “Ik moet het gewoon weten, want ik ben een nieuwsgierig man.” Ik kijk hem vragend aan en vermoed dat er nog wel wat meer achter zit. “… en ik ken wel wat leuke vrijgezelle Jungs hier, mocht je interesse hebben”. Ik hoor mezelf lachen en moet aan iemand denken. Voordat ik nadenk flap ik eruit dat ik die misschien ook wel ken. Ze lachen, Tom en Manuel. De verbrede schoenen worden met icepacks omwikkelt om de schaal uit te laten harden en na vijftien minuten wachten, pakt Tom al kletsend met Manu, mijn schoenen weer netjes in mijn tas. Wanneer ik hem bedank en richting de uitgang loop, loopt hij met me mee. Voordat ik de deur uit wil lopen, houdt hij de deur ineens zachtjes tegen: “Je hebt nog steeds geen antwoord op mijn vraag gegeven”. Ik moet lachen om zijn volharding. “Nee en dat antwoord ga ik je niet geven ook”, antwoord ik en rijk nogmaals naar de deurknop. Hij haalt zijn arm van de deur weg en knikt glimlachend. “Schene abend!”, roept hij nog na wanner ik de traptreden afloop. Ik draai me om en zwaai nog even.

Terwijl ik naar huis loop, steek ik mijn neus in mijn kraag en blaas warme lucht mijn kraag in. Ik ben mijn muts vergeten. Het is barkoud en er valt veel sneeuw. Gefascineerd kijk ik naar de reusachtige ijspegels die zich aan de daken van de brandweerkazerne heeft gevormd. De lichten uit de huizen lichtten warm op als sterren aan de hemel. Op een van de bergen zie ik pistebullies omhoog rijden. Het is zo sprookjesachtig mooi. Met mijn handen in mijn zakken stap ik stevig door. Wat een geluk om hier weer even te mogen wonen om mijn hoofd tot rust te laten komen.

Ik zit nog geen tien minuten op bed, wanneer de deur van mijn slaapkamer langzaam open zwaait. Een jongen in een wit, iets te strak t-shirt staart me met een uitdrukkingsloos gezicht aan. Xandi (van onmannelijke afkorting van Oostenrijkse namen, snap ik nog altijd niks: Bernhard, Berni, Lukas, Luki, Maximillian, Maxi, Andreas, Andi en zo wordt ook Alexander afgekort tot Xandi) is sinds een paar dagen mijn derde huisgenoot. “Wat is er aan de hand?” vraag ik. “Das Wasser ist immer noch Arschkalt”. Zijn gezicht dat ik net als uitdrukkingsloos interpreteerde, staat zonder een spier te verrekken nu ineens geërgerd. Arschkalt. Ik had oarschkoit verwacht, maar Xandi praat altijd tegen me alsof ik hardhorend en een beetje zwakzinnig ben en is hiermee naar Oostenrijkse maatstaven buitengewoon goed te verstaan. Zijn bericht stelt me teleur. Al zeven dagen op rij heb ik “arschkaltes wasser” gehad en nu, na een bezoekje van de elektriciën, waren onze verwachtingen blijkbaar te hoog. “Ik ben vandaag nog een keer naar Klaus gegaan om mijn bezwaar te doen en die heeft gezegd dat ik niet zo moet zeuren.” Zijn altijd nog uitdrukkingsloze gezicht, lijkt nu ineens boos te staan. Met monotone stem gaat hij verder: “Ik kan een grap echt wel waarderen, maar na een dag werken in de kou te moeten douchen met koud water, in een appartement waarvan de binnentemperatuur met drie elektrische verwarmingsplaten net een beetje lauw aan het worden is, is echt niet meer leuk”. Ik ben blij dat Xandi steeds bij Klaus klaagt over de veel te kleine, kapotte boiler, want als Nederlander word je hier nog wat minder serieus genomen.“Hij zei dat ik maar een meisje moest zoeken om me aan op te warmen.” Ik kijk naar het kindervet op Xandi’s treurig hangende kaken. Direct denk ik terug aan Tom en zijn vraag. Ik zie mezelf al met hangende pootjes in de winkel staan, vragend naar die leuke mannen, omdat het in mijn appartement niet uit te houden is.

“Gaat hij er nog wat aan doen?” vraag ik. “Hij zei dat we overmorgen een nieuwe boiler gaan krijgen. Dat tekent wel dat we nog twee dagen koude douches hebben”, hij zucht erbij, terwijl zijn schouders nog iets verder naar beneden hangen. Met een nieuwe boiler en warm water in het vooruitzicht, klinken die twee koude douches mij ineens helemaal niet zo erg meer. Ik glimlach met de gedachte dat ik binnenkort niet terug naar Tom hoef om me met mijn kalte Arsch aan een Oostenrijker op te warmen en laat me rustig terug in mijn kussen zakken. Nog even en het komt allemaal weer goed.

Reacties

Reacties

Lida van vliet

Of je niet ben weg geweest Jody, weer een mooi verhaal, blijf lekker dromen/schrijven,??

sjaan vianen

weer een prachtig verhaal. ga zo door Jody.

Brenda

Nice Jody!!
Soms moet je gewoon beetje flink zijn?

Janny v.d. Paauw

Weer erg leuk om te lezen!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!